De kinderen krijgen de instructie en verwerking in de groep bij de eigen leerkracht(en).
Binnen deze groepen wordt er klassikaal, in niveaugroepen en individueel gewerkt.
Klassikaal zie je terug bij informatiemomenten, instructies, besprekingen van het werk en bij gesprekken.
Ook werken de kinderen individueel, in tweetallen of in kleine groepjes. Dat ligt aan de taak en/of het niveau.
Door de praktische indeling is er voor de kinderen meer ruimte om tot leren te komen.
Er zijn drie verschillende gebieden om te leren in de groep(en).
–De gele werkplekken: ‘Ik werk stil en alleen aan mijn opdracht, korte gesloten vragen stellen mag (het antwoord kan dan alleen ja/nee zijn).’ Kinderen hebben hier geen last van elkaar.
–De rode werkplekken: ‘Ik werk met materiaal, ik praat alleen over de opdracht.’ In dit gebied kunnen kinderen werken met materialen en in tweetallen. Er zijn materialen in open kasten beschikbaar om opdrachten makkelijker te kunnen maken. Kinderen kunnen hier met elkaar over de opdracht overleggen en met materiaal uitproberen.
–De blauwe werkplekken: ‘Ik gebruik mijn fluisterstem, ik werk in tweetallen/in een klein groepje.’ In dit derde gebied staat het werken en overleggen met elkaar centraal. Dit gebied geeft de kinderen de gelegenheid om met elkaar de opdrachten uit te werken.