De kinderen starten en eindigen bij hun eigen leerkracht in hun eigen basisgroep.
De groepen krijgen hun eigen instructie en leerstof.
Binnen deze groepen wordt er zowel klassikaal, in niveaugroepen als individueel gewerkt. Klassikaal zie je terug bij informatiemomenten, instructies, besprekingen van het werk, zowel vooraf als bij de afronding en bij de gesprekken. Daarnaast werken de kinderen ook individueel, in tweetallen of in kleine groepjes. Soms is dit naar aanleiding van de betreffende taak, soms ook op basis van het niveau.
Door de ruimtes met elkaar te verbinden is er voor de kinderen meer ruimte om tot leren te komen.
Er zullen drie verschillende gebieden zijn om te leren. Zo zal er een gebied komen met de zogenoemde gele werkplekken. De afspraken die in dit gebied gelden: Ik werk stil en alleen aan mijn opdracht, korte gesloten vragen stellen mag. Het gebied waar de kinderen werken is zo ingericht dat de kinderen geen last hebben van elkaar.
Er zal ook een gebied zijn waar het werken met materialen en in twee- of drietallen mogelijk is. De zogenoemde rode werkplekken. In dit gebied zijn er voor de kinderen materialen beschikbaar die de opdrachten die ze maken ondersteunen. De materialen zijn overzichtelijk in lage open kasten opgeruimd. Het gebied is verder zo ingericht dat het uitnodigt om met elkaar over de opdracht te overleggen en om opdrachten al uitproberend uit te werken. De afspraken die in dit gebied gelden: Ik werk met materiaal, ik praat alleen over de opdracht.
Het derde gebied staat het werken en overleggen met elkaar centraal. De zogenoemde blauwe werkplekken. Dit gebied geeft de kinderen de gelegenheid om in twee- of drietallen de opdrachten uit te werken. De afspraken die in dit gebied gelden: Ik gebruik mijn fluisterstem, ik werk in twee/drietallen.
